Site-archief
Het belang van open online onderwijs
Ha Marcel,
Minister Bussemaker presenteerde deze week haar Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek. Ik zag op Twitter jouw vraag hierover.
@ezwaart @ScienceguideNL Zegt minister behalve geld iets over regels. Bijv. worden MOOCS en online lessen nu meegenomen bij 12 uren norm?
— Marcel Schmitz (@marcelschmitz) 7 juli 2015
Ik heb het origineel even gescand op urennorm. Er staat niets explicitet in behalve dan
Open Online Onderwijs, blended learning en ICT kunnen ook heel goed worden ingezet om studenten meer uit te dagen. Door studenten vooraf meer stof te laten bestuderen, via opdrachten, online toetsen, gamification, video’s, en MOOC’s, kan de beschikbare contacttijd anders en beter worden benut (flipping the classroom). Echter, ICT mag naar mijn mening nooit worden ingezet om het onderwijs te extensiveren; juist om minder docenten in te zetten.
Maar contacttijd kan toch ook online plaatsvinden? De minister maakt dit onderscheid niet. Of staat ergens in de wet omschreven dat contacttijd f2f moet plaatsvinden???
Uiteraard heeft OER-lector Robert Schuwer de voorgestelde maatregelen uit de strategische agenda gescand op open onderwijs 🙂 Hij licht deze 2 ambities uit het plan:
- Nederlandse hogeronderwijsinstellingen blijven internationaal koploper op het vlak van de mogelijkheden van Open en Online Onderwijs. Nederland onderstreept deze ambitie tijdens het Europees voorzitterschap in 2016. Instellingen experimenteren met de mogelijkheden, en passen de lessen toe over de volle breedte van hun onderwijsaanbod. De middelen die beschikbaar komen met het studievoorschot maken het mogelijk de huidige stimuleringsmaatregel voor Open Online Hoger Onderwijs uit te breiden.
- Alle docenten stellen in het ho in 2025 hun onderwijsmaterialen vrij beschikbaar zodat zij gebruik kunnen maken van elkaars digitale leermaterialen. Verkend wordt of en hoe een (inter)nationaal platform waarop onderwijsmateriaal gedeeld en bewerkt kan worden hieraan bijdraagt. Daarnaast worden instellingen opgeroepen om elkaars MOOC’s te erkennen.
Robert heeft in zijn lectorale rede de argumenten geformuleerd waarom instellingen met OER aan de slag gaan. Op zijn blog laat hij dat in een mooi overzicht zie hoe OER kunnen bijdragen aan verhoging van onderwijskwaliteit. Ik heb het hierover verkort weergegeven
- Moreel argument: Leermateriaal met publiek geld betaald moet publiek beschikbaar komen; dit heeft niet zoveel effect op de kwaliteit.
- Financieel argument: De gratis beschikbaarheid van OER haalt een financiële drempel voor toegang weg; heeft in Nederland een beperkte invloed op kwaliteit.
- Efficiency argument: Hergebruiken van OER voorkomt uitvinden van wielen; dit heeft een grote invloed. OER dat wordt hergebruikt heeft zich al heeft bewezen in andere situaties. Door de open licentie kan materiaal worden aangepast en verbeterd waardoor een hogere kwaliteit leermaterialen ontstaat.
- Interne communicatie argument: Het open publiceren van leermateriaal heeft potentieel grote invloed doordat transparant wordt welk leermateriaal faculteiten gebruikt kunnen onderwijsprogrammas’s beter op elkaar worden afgestemd.
- Rendementsargument: Aankomende studenten krijgen een beter beeld van de studie; heeft volgens Robert een beperkte invold op kwaliteit van onderwijs.
- Innovatie argument: OER publiceren en hergebruiken betekent zowel jouw kennis aan de wereld geven als kennis van elders binnenhalen in je onderwijs; heeft een grote invloed (Zou Khan academy ook zo’n invloed zou hebben gehad op de ontwikkeling van bv. de flipped classroom als de video’s niet open beschikbaar zouden zijn?).
- Marketing en profilering: Door bestaande leermaterialen open te stellen bereikt de onderwijsinstelling niet alleen de relatief kleine groep ingeschreven studenten, maar ook getalenteerde potentiële studenten, ‘self learners’, wetenschappers en het bedrijfsleven in binnen- en buitenland; heeft een indirecte invloed op kwaliteit van onderwijs.
- Research argument: Publiceren van OER geeft de mogelijkheid te experimenteren met digitaal leermateriaal; potentieel grote invloed.
Dank je wel Robert voor dit overzicht. Het zijn argumenten waarmee ik binnen Zuyd ook aan de slag kan om beleid op open onderwijs te formuleren. Dat laaghangend fruit van vorig jaar is verrot aan de boom blijven hangen. Wellicht dat nu met de plannen in het kader van LevenLangLeren binnen Zuyd een nieuwe poging gedaan kan worden het rijpe fruit te plukken!
Judith
Samen aan de tekentafel
Hi Marcel,
Van ons éénjarig MOOCZI-project van jouw ICT-faculteit hebben wij de waarde van een ontwikkelteam (waarbij een Instructional Media Designer, onderwijskundige en informatiespecialist betrokken was) gezien en erkend. Tijdens het studiejaar 2013-2014 dat we hier mee bezig waren, hebben we dat ook overal verteld en dat doe ik nu nog steeds. Onze ervaringen zijn niet uniek. Ook andere hogescholen en universiteiten hebben dezelfde ervaringen. Wil je je onderwijs (modules) online (blended?) aanbieden dan moet je naast nadenken over tools, vooral aandacht hebben voor ontwerp en didactiek. Van een moderne docent wordt dan misschien wel verwacht ook een goede designer te zijn, de vraag naar ondersteuning om dat te realiseren, ligt er heel nadrukkelijk ook.
Op het MOOCZI-blog heb ik over de sessies die ik tijdens Dé Onderwijsdagen 2014 heb gevolgd over blended, open en online leren/onderwijs ook al geschreven:
- Ontwerpen van onderwijs moet eens serieus genomen worden, zei Peter Sloep. Ook als je begint met open en online onderwijs, betekent dat terug naar de tekentafel. Hanteer daar bij een ontwerpmethode, zoals. Zie ook zijn bijdrage aan deze thema-uitgave over didactiek in open en online onderwijs.
- Ondersteun docenten bij het ontwikkelen van e-content met een begeleidingsteam of een ontwikkelteam. UMC Utrecht heeft door het project ‘Onbegrensd leren’ veel ervaring opgedaan met 2 verschillende ontwikkelmethodes. E-modules werden of ontwikkeld door een team van experts (onderwijskundigen, instructional media designers etc) waarbij het aanleveren van content de verantwoordelijkheid was van de docent, of ontwikkeld door de docent zelf in de ontwikkeltool Storyline, waarbij het ontwikkelteam op de achtergrond beschikbaar was voor advies en ondersteuning. Elke methode heeft zijn voor- en nadelen en heeft een eigen kostenplaatje. De door hen ontwikkelde e-module wijzer, een applicatie waaruit de elementen van een e-module (zoals interactieve werkvormen) kan worden geselecteerd en een bijbehorend kostenoverzicht wordt gepresenteerd, komt (over een jaar) open beschikbaar. Ze hebben goede ervaringen met een gestandaardiseerd (ook qua vormgeving) ontwikkelproces. Dit project heeft veel draagvlak bij het management die ook voor een behoorlijke financiële injectie heeft gezorgd.
Ook op SURFspace las ik vorige week een bijdrage van Heino Logtenberg van Saxion over Instructional Designers. Ook op deze hogeschool zijn ze bezig met gemixte vormen van onderwijs en hebben ze een werkwijze ontwikkelt mbt educational design en instructional design.
En nu is het echt noodzakelijk dat we binnen het advies- en ondersteuningsteam gaan werken aan instructional design. Dat kan er niet zo maar er even bij dat begrijpt iedereen erg goed. Het is een nieuwe functie die onlosmakelijk verbonden is aan het succesvol en kwalitatief hoogwaardig in voeren van online/blended onderwijsarrangementen.
Hogeschool Utrecht timmert ook goed aan de weg, praktijkvoorbeelden genoeg als het gaat om blended onderwijs. Uit onderzoek van de UM blijkt …
De meta-analyse laat zien dat het invoeren van blended onderwijs niet automatisch tot een verrijking en dus verbetering van de kwaliteit van onderwijs leidt. Vaak is naar voren gekomen dat de invoering van blended learning een aanleiding is voor het herzien en verbeteren van instructiematerialen en leeractiviteiten. Dit heeft onderzoeksmatig het nadeel dat de twee onderwijsvormen moeilijk te vergelijken zijn. Praktisch gezien heeft het voordelen omdat de invoering van blended onderwijs een hele goede impuls kan zijn voor verbeteren van de kwaliteit van instructiemiddelen en leeractiviteiten. De onderzoekers adviseren daarom in het de onderzoeksrapportage om de hype van de invoering van blended learning te gebruiken als een kans op gelijktijdige heroverweging en herontwerp van de instructiemethoden en daarmee de gehoopte onderwijsverbetering te bereiken.

Free download via GraphicStock
Natuurlijk zitten wij als Zuyd ook niet stil 🙂 Ook in het DLWO-visietraject van Zuyd wordt hier uiteraard rekening mee gehouden. Ik zie vergevorderde initiatieven rondom het ‘blended’ maken van onderwijs waarbij ook aandacht is voor de ondersteuning. Het project Video@Zuyd komt in een volgende fase, en ook daar hoor en lees ik ideeën mbt het formeren van teams met onderwijskundige, instructional designer, een blended learning expert om samen met docenten het onderwijs een vernieuwende impuls te geven. Zou het dan toch …..?
Als we echt willen/gaan inzetten op video, online, blended, open, levenlang, learning communities, flipped of hoe we het allemaal ook noemen, dan hoop ik dat Zuyd ook stevig inzet op het proces waarbij de docent, curriculumcommissie, opleiding geholpen en ondersteund wordt door ontwikkelteam. Samen aan de tekentafel en co-creëren!
Vanuit mijn cirkel van betrokkenheid en cirkel van invloed zal ik er aandacht voor blijven vragen 🙂
Groeten,
Judith
Werk in uitvoering: concept onderzoeksvraag paper LA1 #MLI
Dag Marcel,
Net zoals jij (maar dan iets anders ;)) ben ik bezig met een opzet voor mijn paper. In het kader van LA1 ‘Zin in Leren’ moet ik: “Helder en beknopt vanuit de kern van het praktijkprobleem redeneren naar koppeling aan wetenschappelijk concept(en) op metaniveau. Formuleren van een eerste probleemanalyse. Formuleren van voorlopige onderzoeksvraag / -vragen”.
Vandaag moet ik dit in een elevator pitch van 2 minuten presenteren aan een begeleider.
Ik heb er (in gedachten) nogal mee geworsteld. Mijn werkwijze blijkt toch te zijn: gewoon beginnen met schrijven, erom heen lezen en kijken waar ik uitkom. Eigenlijk zoals ik ook een blogpost schrijf :). Ik ben met Mendeley nog aan het experimenteren, daarom is de bronvermelding nog niet APA-proof. Dat is mijn opdracht voor de komende week.
Erg benieuwd naar de feedback van mijn begeleider. Als jij of een andere bloglezer nog wat tips heeft, hoor ik ze graag. En dat mag open 🙂
Voor deze opzet hebben naast de masterclass OER van SURF academy ook eerdere 2beJAMmed-blogpost als inspiratie gediend:
- https://2bejammed.org/2013/05/13/kennisas-limburg-centres-of-expertises-zuyd/
- https://2bejammed.org/2012/03/01/onze-visie-op-onderwijs/
- https://2bejammed.org/2012/04/30/pro-of-contra/
- https://2bejammed.org/2012/12/04/jujuutjesurfmagazine/
- https://2bejammed.org/2012/05/07/702010-model/
- https://2bejammed.org/2013/02/06/horizon-report-2013-is-er/
Groet,
Judith
Sinds in 2011 twee hoogleraren aan Stanford University, hun cursus openstelden voor belangstellenden van buitenaf, is er wereldwijd grote belangstelling voor MOOC’s. MOOC’s zijn ‘hot’. In de media verschijnen dagelijks items over hoger onderwijsinstellingen die cursussen open online beschikbaar stellen[1]. Voorbeelden uit Amerika met aanmeldingen van 160.000 cursisten spreken tot de verbeelding.
MOOC staat voor Massive Open Online Course. In 2008 werd de term voor het eerst gebruik als typering voor een online open cursus van George Siemens (Athabasca University) en Stephen Downes (National Research Council Canada) over Connectivism and Connective Knowledge. Hier namen 23.000 mensen aan deel (Schuwer, 2013[2]).
Een MOOC is een vrij toegankelijke complete cursus waarin vele duizenden studenten participeren die gezamenlijk het cursustraject starten en afronden. Een MOOC bevat cursusmateriaal, een docent die uitleg geeft of als coach optreedt, fora waarin met medestudenten overlegd kan worden en met huiswerkopdrachten waarop je feedback ontvangt. Eventueel ontvang je (tegen betaling) een certificaat.
Ook in Nederland zijn universiteiten die gratis online onderwijs aanbieden. Inmiddels hebben universiteiten van o.a. Delft, Leiden en Amsterdam zich aangesloten bij Amerikaanse MOOC-platforms om hun online cursussen open in de markt te zetten.
Dat MOOC’s op de bestuurlijke agenda staat werd duidelijk in de verschillende speeches tijdens de opening van het academisch studiejaar 2013-2014. Zo wees ook onderwijsminister Bussemaker op de kansen en bedreigingen van deze onderwijsvorm[3].
Bij Zuyd Hogeschool heeft de faculteit ICT recentelijk binnen het Zuyd Innovatieprogramma een project ingediend. Dit innovatieproject beoogt meer inzicht te krijgen in het fenomeen MOOC en OER. Op basis van het verkregen inzicht moet besloten kunnen worden in hoeverre de didactisch werkvorm MOOC door te voeren is binnen de faculteit ICT.
Specifieke aandachtsgebieden binnen dit project zijn het open en online karakter.
Het ‘openen’ van onderwijs staat mede als gevolg door alle belangstelling voor MOOC’s erg in de belangstelling. Het open zetten van leermaterialen is al langer aan de gang. MIT is in 2001 al begonnen met het publiceren van hun cursussen als open courseware (OCW). De UNESCO noemde deze ontwikkeling in 2002 Open Educational Recources (OER), een term die nog steeds centraal staat in de in juni 2012 in Paris aan genomen OER Declaration[4] (Mulder, 2013 [5]) waarin de UNESCO-lidstaten opgeroepen worden het gebruik van OER te bevorderen.
In het Trendrapport Open Educational Resources 2013 van de special interest group OER van SURF (d.i. de ICT-samenwerkingsorganisatie van het hoger onderwijs en onderzoek) wordt de definitie voor de definitie van de Hewlett Foundation aangehaald (p. 38):
“OER are teaching, learning, and research resources that reside in the public domainor have been released under an intellectual property license that permits their free use and re-purposing by others. Open educational resources include full courses,course materials, modules, textbooks, streaming videos, tests, software, and any other tools, materials, or techniques used to support access to knowledge.”
Kort gezegd:
“Open Educational Resources (OER) zijn open leermaterialen die online vrij beschikbaar zijn voor (her)gebruik. Het kopiëren, bewerken en verspreiden van het materiaal is onder voorwaarden toegestaan.”[6]
Zuyd Hogeschool heeft waarden als Open, Ambitieus, Ondernemend, Vakkundig en Inspirerend benoemd als Zuydwaarden benoemd [7]. Deze waarden komen ook tot uiting in haar Onderwijsvisie [8]:
Zuyd leidt moderne professionals op, streeft naar een hoog rendement bij een nominale studieduur, heeft professionele docenten, biedt een functionele en uitdagende studieomgeving en bedt het onderwijs in de maatschappelijke omgeving in.”
Door ook te participeren in het strategisch programma Kennis/As profileert Zuyd zich (met de partners Maastricht UMC+ en Maastricht University) nadrukkelijk als kennispartner voor kleine en middelgrote ondernemingen in de regio. Ook hier wordt nagedacht om MOOC’s in te zetten om de kenniseconomie in Zuid-Limburg een boost te geven, zo stelde Prof. Dr. Martin Paul, voorzitter van het College van Bestuur van Maastricht University tijdens de opening van het academisch jaar (De Limburger, 24 september 2013 [9]).
De deelname van Zuyd sluit aan bij de eerdergenoemde notitie Visie op Onderwijs van Zuyd, waarin m.b.t. maatschappelijke inbedding van het onderwijs vermeld staat:
“Kennisdeling, -ontwikkeling en toepassing staan centraal. Daarbij levert de samenwerking met de beroepspraktijk kennis op die onderdeel uitmaakt van de kenniscirculatie. Alle betrokken partijen leveren door co-creatie bijdragen die leiden tot een versterking van onderwijs en onderzoek, die ook ten goede komt aan de innovatie bij relaties van Zuyd.”
MOOC’s zijn opgezet door het formele onderwijs, echter door de gratis vrij toegankelijke opzet wordt het informele leren gestimuleerd. Het programma Opening Up Education [10](geïnitieerd door het Directoraat Generaal Education and Culture van de Europese Commissie) doet nadrukkelijk een oproep om samen te werken en bruggen te slaan tussen formeel, informeel en non-formeel leren door samenwerking tussen onderwijsveld en bedrijfsleven. Dit sluit ook aan op de key trends ‘openness’ en ‘MOOC’s’ zoals die in Horizon Report 2013 benoemd zijn [11].
De vele initiatieven rondom MOOC’s, OER en Open Education roepen ook m.b.t. het innovatieproject van de faculteit ICT vele vragen op:
- Hoe gaan kenniswerkers om met nieuwe technologische mogelijkheden?
- Hoe komt co-creatie tot stand?
- Hoe gaan docenten om met Open Educational Resources?
- Hoe vullen docenten hun rol binnen online discussiefora in?
- Welke waarden gelden voor het diepe leren in een (open) digitale leeromgeving?
- Welke cultuur is nodig om open kennisdelen te bevorderen?
- Hoe kunnen formele onderwijsorganisaties informeel leren faciliteren?
Vragen die te maken hebben met leren als een sociaal proces. In relatie tot de online leren komt de term ‘Social Learning’ vaker naar voren, waarmee men doelt op samenwerkend leren in netwerken, maar ook het zelfverantwoordelijkheid nemen voor het eigen leren door o.a. eigen leeractiviteiten te organiseren (Rubens, 2013[12]).
In het kader van dit paper zal ik het begrip ‘social learning’ toelichten. De onderzoeksvraag die hierbij gesteld wordt, luidt:
Wat zijn de voorwaarden waardoor ‘social learning’ binnen een open digitale leeromgeving (zoals een MOOC) of via open digitale leermiddelen (zoals OER) gestimuleerd kan worden?
[1] Een snelle zoekactie op 26-09-13 leverde in Google Nieuws ruim 600 berichten in de afgelopen maand en in LexisNexis 27 artikelen in Nederlandse kranten in september 2013
[2] Schuwer, R., Janssen, B., & Van Valkenburg, W. (2013). MOOC ’ S : Trends en kansen voor het hoger onderwijs. In R. Jacobi, H. Jelgerhuis, & N. Van Der Woert (Eds.), Trendrapport OER 2013 (pp. 23–28).
[4] http://www.unesco.org/new/fileadmin/MULTIMEDIA/HQ/CI/CI/pdf/Events/Paris%20OER%20Declaration_01.pdf
[5] Mulder, F., & Janssen, B. (2013). Open (het) onderwijs. In R. Jacobi, H. Jelgerhuis, & N. Van Der Woert (Eds.), Trendrapport OER 2013 (pp. 38–44).
[8] http://www.zuydjaarbeeld.nl/jaarverslag-2011/aDU1018_Hogeschoolbrede-onderwijsvisie-geformuleerd.aspx
[12] Rubens, W. (2013). E-learning: Trends en ontwikkelingen. Middelbeers: InnoDoks Uitgeverij. pp. 141