Site-archief
Research Mapping
Hi Marcel,
Het onderzoek ligt voorlopig even achter me. Dit vond ik toch interessant genoeg om te delen met jou/jullie. Via de collega’s van Zuydbibliotheek kwam ik op dit linkje van Act MediaLab, het weblog van de kenniskring Media Technology Design van Saxion.
Research Mapping is dé methode om een onderzoeksopzet op te stellen in het hoger onderwijs, waarbij met behulp van beschrijfbare kaarten een koppeling wordt gemaakt tussen theorie en praktijk.
Research Mapping from Research Mapping on Vimeo.
Reseach Mapping richt zich op de onderzoeksopzet zoals deze wordt verlangd in het HBO-onderwijs. Via kaarten in diverse kleuren worden de 5 onderzoeksfasen onderscheiden: 1. Inleiding 2. Theoretisch kader 3. Onderzoeksvraag 4. Methode 5. Operationalisatie. Op de bouwkaarten moet je je eigen onderzoeksopzet in steekwoorden opschrijven. Op de achterkant staan voorbeeldcasussen uitgewerkt. Daarnaast zijn er discussiekaarten staan kritische vragen om per fase goed na te denken over de keuzes die je maakt gedurende je onderzoeksopzet. Er zijn ook algemene discussievragen, te herkennen aan de zwarte kleur. Wat hier precies de bedoeling van is, begrijp ik (nog) niet zo goed.
Zo lijkt onderzoek meer op een spelletje 🙂 Leuk!
Wel jammer dat de kaarten niet online gedeeld worden zodat je ze kunt uitprinten en zelf er mee aan de slag kunt gaan.
Judith
“Tijd voor ouderwets nadenken” in wetenschappelijk onderzoek
Hi Marcel.
Een paar weken geleden twitterde ik een krantenbericht over het artikel Estimating the reproducibility of psychological science uit het tijdschrift Science. Het bleek dat zo’n 60% van 100 psychologische onderzoeken uit 2008 die herhaald werden in het kader van het Open Science Collaboration project niet dezelfde uitkomsten opleverden. Het was geen random steekproef en betrof alleen die onderzoeken die gemakkelijk te herhalen waren.
Veel onderzoek niet repliceerbaar #nrc pic.twitter.com/FzXRrQf7nl
— Judith van Hooijdonk (@jujuutje) 28 augustus 2015
Uiteraard staat na zo’n bericht de wetenschappelijke wereld een beetje op zijn kop.
Dit betekent natuurlijk niet dat al het psychologisch onderzoek onzin en frauduleus (Stapel-syndroom) is. Het lijkt mij ook schier onmogelijk om al het onderzoek naar menselijke psyche en gedrag te repliceren. Het is zo complex en context afhankelijk. Tijdens mijn eigen onderwijskundig onderzoek heb ik vaker met mijn dochter (die tegelijk met mij bezig was met een onderzoek in de communicatiewetenschappen) gesproken over de meetbaarheid van sociaal wetenschappelijk onderzoek. Wij vonden het lastig. Er zit zoveel ruis in het onderzoeksproces: aard van vragen, interpretatie, waarde en normen van onderzoeker, etc.
Gisteren stond in de NRC een column van Jan Derksen. Hij verwoordde wat ik voel bij onderzoek:
In een poging zo objectief mogelijk te zijn, wordt de toevlucht gezocht in de statistiek en methodiek. In plaats daarvan zou men observatie en denken moeten trainen; die zijn cruciaal bij psychologieonderzoek.
Dit ‘ouderwets’ nadenken is volgens mij niet alleen cruciaal voor psychologieonderzoek, maar ook voor onderwijsonderzoek, communicatieonderzoek. Van al die cijfertjes en methodologieën gepresenteerd tijdens de ORD werd ik niet echt heel vrolijk. Meer aandacht voor waarderend onderzoeken dat gericht is op samen dromen en creeëren ipv cijfertjes genereren zou ik wel voor zijn 🙂
Tijdens mijn studie werd gedoceerd dat wetenschappelijk onderzoek systematisch en controleerbaar moest zijn. Het onderzoek moest door anderen herhaald kunnen worden en dezelfde resultaten opleveren. Tevens kon er maar één verklaring voor het onderzochte probleem zijn, en je moest het veronderstelde kunnen aantonen. Voor mij betekende dit dat ik in mijn onderzoek gebruik ging maken van ‘valide en betrouwbare instrumenten’, en niet het pad bewandelde van wat meer onconventionele onderzoeksmethode.
Of het (psychologisch) onderzoek in een crisis verkeert zoals Jan Derksen in zijn column beweert, weet ik niet. Daarvoor ken ik de wetenschappelijke wereld (nog) niet goed genoeg. Meer aandacht voor ‘twijfel’ in onderzoek in plaats van alles willen bewijzen zou voor mij het reflecterend proces dat onderzoek volgens mij zou moeten zijn ten goede komen. Dat betekent voor mij ook meer samenwerking tussen onderzoekers. Zo’n project / beweging als Open Science Collaboration is een mooi initiatief om dialoog over wetenschappelijke waarde te stimuleren. Open onderzoek! Ik ben voor!
Judith
Onderzoek afgevinkt #MLI
Nou Marcel, mijn onderzoek van de MLI is eindelijk goed genoeg bevonden. In 1 keer kreeg ik de beoordeling van zowel mijn onderzoeksvoorstel als onderzoeksartikel binnen (ook wel bijzonder). Het was voor mij onverwachts dat het uiteindelijke artikel in 1 keer goedgekeurd werd. Zelf was ik namelijk niet zo heel tevreden. Maar goed … Ik heb het binnen 🙂 .
Ik heb via ons blog mijn worsteling met het fenomeen ‘onderzoek’ al vaker gedeeld. Ik heb al eens eerder gezegd dat ik soms het idee met een promotietraject ‘light’ bezig te zijn. Wat wilt de MLI nu dat ik leer met dit LA5 traject? Moet ik meer inzichten krijgen in de diverse onderzoeksdesigns die er zijn? Geef me daar dan meer informatie over. Moet ik weten hoe ik een goede enquête te maken? Dan is 2 uurtjes instructie over vragen formuleren wat weinig. Als ik data moet kunnen analyseren? Leer me dan meer over statistiek. Ik heb dit nu allemaal zelf moeten uitzoeken. Uiteraar hebben we diverse bijeenkomsten besteed aan onderzoek, maar voor mij niet ‘just in time’, daardoor kon ik op dat moment niet de juiste vragen stellen. Bij de MLI is nu wel het idee om bij LA5 meer met kennisclips te werken, maar hiervan heb ik nog niet kunnen profiteren. Gelukkig had ik een begeleidster die zich niet zo strak hield aan de vastgestelde feedbackmomenten, zodat ik toch een beetje mijn eigen tempo kon bepalen.
Wat ik vooral onthouden heb van de beginperiode is dat ik vooral valide en betrouwbare instrumenten moest hanteren. Geen idee toen wat hier precies mee werd bedoeld. Daarom heb ik mijn eerste idee om tweets te analyseren losgelaten omdat ik gewoon niet overzag wat de consequentie was van keuzes die ik maakte. Ik heb met diverse onderzoekers gesproken maar ik merkte dat elke onderzoeker weer zijn eigen visie had op het methodisch correct handelen. Hierdoor raakte ik ook in de war. Ik heb me uiteindelijk (heel pragmatisch) geconformeerd aan de beoordelingscriteria van de MLI. Het ontbrak me aan tijd en sparringspartner om echt mijn pad te bewandelen. In mijn blog nav de ORD heb ik je al verteld dat de onconventionele onderzoeksmethoden waarover Bas Haring sprak mij eigenlijk meer aanspreken.
Reflective Practioner volgens de studiegids MLI
De master Leren & Innoveren onderzoekt onderwijs vanuit het perspectief van Leren & Innoveren. Zo voert zij praktijkgericht onderzoek uit, gericht op verbetering van het ondrwijs. Een probleem in de eigen school of verbeterpunt is het startpunt van onderzoek. Bij de uitvoering maakt de master Leren & Innoveren gebruik van expliciete kennis van onderzoeksmethodieken. Zij is in staat om de conclusies en aanbevelingen te implemenenteren in de eigen school en dawrnaast te verspreiden of workschops (disseminatie). De master is in staat de resultaten van door derden verricht onderzoek kritisch op de merities voor de eigen onderwijspraktijk te beoordelen.
Als ik dit zo lees, dan vind ik dat ik dit beheers op rolmeesterschap. En wellicht niet zo zozeer door het onderzoek dat ik heb uitgevoerd. Wat hierbij vooral bij me is blijven hangen is dat probleemstelling en onderzoeksvragen vooral een woordspelletje is. Dat je bij onderzoek vooral maar op één klein stukje focust waardoor je het zich op het groter geheel verliest. Terwijl dat breder kader zo belangrijk is voor onderwijsinnovatie. In mijn onderzoek heb ik uiteindelijk beschreven welke percepties een specifieke docentengroep heeft op het inzetten van sociale media in de netwerken waarin zij participeren om online samenwerken en online kennis delen te stimuleren/ondersteunen. Dat hierbij ook organisatiecultuur, ict-voorzieningen en tijd voor kwaliteit een belangrijke (doorslaggevende) factor spelen wordt dan hierbij helemaal niet meegenomen. Dus wat zegt het dan? Dat docenten wel meer online willen samenwerken maar online kennis delen nog niet zo op hun netvlies staat. Tsja …
En ach het verspreiden van mijn kennis (en van anderen) is mijn tweede natuur geworden. Dat deed ik al voor ik met de master begon, dat heb ik tijdens de master volop gedaan en dat zal ik blijven doen. En niet alleen binnen een workshop, maar ook daarbuiten.
Voor mijn integratiefase ben ik bewijs aan het verzamelen dat ik me masterwaardig ontwikkeld heb. In mijn MLI-archieven vond ik deze poster die ik ruim een jaar geleden heb gemaakt om mijn onderzoeksvoorstel te presenteren. En dan zie ik dat na vele vele omzwervingen ik uiteindelijk via andere onderzoeksvraag en andere instrumenten toch wel trouw gebleven ben aan waar ik zo in geloof: ‘social learning’ 🙂
Heb ik niets geleerd? Jawel heel veel, maar dat is niet zo terug te vinden in mijn onderzoeksartikel. Het is vooral het open reflecteren via dit blog, over het onderzoeksproces en over het thema van mijn onderzoek. Ik ben heel goed in staat om aanbevelingen en conclusies te implementeren. Ik ben hier volop mee bezig in het DLWO-visietraject en de constante aandacht voor ict-doepcentprofessionalisering. De ontwerpteams die hierbij zo nodig zijn en die ik graag binnen Zuyd zou willen opzetten. In het kader van Leven Lang Leren projecten komt hier wellicht wat meer ruimte en aandacht voor. Ik blijf er van onderwijs tot CvB hiervoor pleiten.
En kijk, als ik dan zo’n reactie ontvang van degene waarvoor ik het onderzoek heb gedaan, vind ik dat ik het goed doe / gedaan heb en zeggen mag dat ik het niveau van rolmeesterschap van Reflective Practioner behaald heb 🙂
Je ondersteunt ons in ons ontwikkeltraject van het nieuwe curriculum in het vat krijgen op blended learning en dan met name het onderdeel digitale didactiek. Je volgt ons in onze didactische keuzes en inspireert ons in onze zoektocht naar blended learning. Daarin neem je steeds ook de attitude en vaardigheden van de docent mee. Je bent toegankelijk en goed bereikbaar, zowel voor mij als teamleider als voor collega’s
Mijn advies aan de MLI zou zijn (ik kan het toch niet laten 😉 ): Schenk veel meer aandacht aan de onderzoeksmethoden en laat studenten in het begin meer nadenken over de consequenties van hun keuze. Ik heb daar de tijd te weinig voor gehad / genomen. Dit komt (volgens mij) ook omdat het onderzoek als lintmodule werd aangeboden. Het moest tussen/tijdens de andere leerarrangementen, dat vond ik lastig. Ik heb begrepen dat dit volgend jaar gaat veranderen. Hamer als MLI niet zo op generaliseerbaarheid, het gaat toch om een praktijkgericht onderzoek ter verbetering van je eigen onderwijspraktijk? Daarnaast zou ik studenten ook meer stimuleren om vanuit verbetertrajecten een onderzoek te laten inzetten, ipv maar te blijven benadrukken welk probleem er nu opgelost moet worden. Misschien zijn er geen problemen, maar wel kansen! Ik denk dat het goed zou zijn als studenten zouden starten met het bestuderen en analyseren van onderzoeken van derden mbt het onderwerp dat zij gaan onderzoeken, en hierover in gesprek gaan met mede-studenten en begeleider. Ik vond onderzoek doen een eenzame aangelegenheid. Ik had liever samen een onderzoek gedaan. Misschien samen met een studiemaatje een gezamenlijk onderzoek opzetten maar in eigen praktijk uitvoeren? … Dat had ik wel leuk gevonden, denk ik 🙂
Alles wat ik geblogd heb over het MLI-onderzoek zijn natuurlijk mijn ervaringen, reflecties en percepties. Ik weet ook dat mede-studenten lang niet zo’n moeite hadden met het onderzoek dan ik. Waar dat aan ligt? Misschien is dat een leuk onderzoekje waard 🙂
Dank aan iedereen die mij elke keer weer heeft gemotiveerd en gestimuleerd om ook de leuke kanten van onderzoek te laten zien! Want ja die zijn er ook!
Judith
Verleidend onderwijsonderzoek: de sleutel naar succes #ORD2015
Zoals je weet ben ik de afgelopen 3 dagen in Leiden geweest voor de Onderwijs Resarch Dagen. Tijdens deze dagen heb ik samen met mijn MLI-maatjes Cindy en Daniëlle presentaties en posters van promotie- en masteronderzoeken gezien/bijgewoond. Wat wordt er veel onderzocht in onderwijswereld zeg! De MLI Fontys was goed vertegenwoordigd. Onze docenten liepen dan ook trots rond.
Het was de 1e keer dat ik dit congres bezocht. Mijn indruk?
De secundaire voorwaarden: lunch en pauze lekkernijen waren super goed (lekkere sapjes)! Niet het belangrijkste van een congres, maar zeker niet onbelangrijk. In het programma was veel pauzeruimte ingepland, dus veel tijd om te netwerken. Ik heb natuurlijk met mijn medestudenten en mli-docenten gekletst, ook ervaringen uitgewisseld met de aanwezige Zuyderlingen (Elly Vermunt en Kitty Kwakman). Heel gezellig dat Ankie en Marcel er ook waren. En ik heb weer live enkele tweeps ontmoet (@JeroenBottema en @Visualmap), altijd leuk!
Volgens de organisatie hadden 600 deelnemers zich ingeschreven. Donderdag t/m 15.00 was het inderdaad goed vol, daarna liep het toch wel leeg. Ik denk dat ze beter op het eind van de dag nog een goede keynote kunnen inplannen dan sessies tot 18.15 laten doorlopen. Donderdag was wel een hele lange dag.
Het congres vond plaats bij de Universiteit Leiden. Hoewel goed verzorgd vond ik de klaslokalen niet echt inspirerend. Maar alle technische voorzieningen werkten prima. Er liepen veel gastvrouwen en -mannen rond die gevraagd en ongevraagd hulp boden. Was in het begin ook wel nodig om even je weg te vinden in de gebouwen en het programma.
Inhoudelijk was het een overvol programma waar nauwelijks uit te kiezen viel. Ik ben voornamelijk naar MLI-presentaties gegaan. Natuurlijk heb ik de eerste presentatie van Ankie & Marcel ihkv hun gezamenlijk promotietraject bijgewoond 🙂 ‘Samen Delen is Samen Groeien: Reflecterend Bloggen in een Online Pabo Community’. Ik hoop dat het Leerplein ook snel bij de MLI wordt geïmplementeerd. In het kader van rolontwikkeling reflective practioner is dit volgens mij een geweldig ondersteunende tool. 🙂
Keynotes
Woendag was de keynote van Marily Cochran-Smith die een reviewstudy presenteerde over de geschiedenis, stand van zaken en toekomst van onderwijsonderzoek. Ik vond het niet bijster boeiend gepresenteerd. Ze was me snel kwijt. In tegenstelling tot de keynote van Bas Haring waar ik de donderdag mee startte. Voor sommige leuke entertainment, voor mij een constatering dat ik tijdens mijn onderzoek mijn eigen pad heb verlaten. Haring sprak over het ‘onernstige‘ van onderzoek 🙂 Voor mij werd onderzoek tijdens de laatste 2 jaar iets heel gewichtig. Als beginnend onderzoeker had ik geen idee wat de opleiding van me verwachtte. In het begin had ik super leuke ideeën met onconventionele onderzoeksmethode. Zoals Bas Haring bepleitte: gebruik andere instrumenten dan de standaard vragenlijstjes. Als voorbeeld noemde hij het TV-programma Proefkonijnen van Dennis & Valerio 🙂 Tijdens mijn opleiding kreeg ik te horen dat mijn instrumenten vooral valide en verifieerbaar moesten zijn. Er werd vooral gestuurd op vragenlijsten, interviews, focusgroepen. Ik had geen idee wat ik moest met statistieken, transcriberen en coderen. Dat is tijdens mijn onderzoek gelukkig allemaal wel duidelijker geworden. Achteraf zou ik andere keuzes gemaakt hebben. Nu heb ik een onderzoek uitgevoerd zonder te overzien wat de consequenties waren van de keuzes die ik maakte. Ik heb met de coördinator van de onderzoeksmodule daar wel even over doorgepraat. Zij vond het jammer. Haar bedoeling was inderdaad die reflectieve nieuwsgierige houding te stimuleren en dan volgt, volgens Haring, onderzoek vanzelfsprekend. Dan ben je ook bezig met vernieuwing van je praktijk. Dat ons masterondezoek generaliseerbaar moet zijn, moet de MLI volgens mij snel loslaten. We hoeven toch geen promotie-light project te doen? Ik zou liever zoals Bas Haring dat stelde op een luchtige manier onderzoek doen. En beginnen met het stellen van een (slimme) vraag die direct een handeling uitlokt. Haring stimuleerde als professor vooral ja/nee vragen. Het stellen van gesloten vragen is in onderzoeksland echt not done. En onderzoek vooral waar je in gelooft, waar je passie ligt. Kijk vooral even naar dit filmpje, Marcel. Bas Haring liet ons het voorbeeld van Jack Andraka zien. Zo mooi! Maar lees vooral zijn verhaal dat hieraan ten grondslag ligt. Uiteraard heeft Andraka al op het TED-podium gestaan. Ik zal ‘m dinsdag in de Nieuwsflits opnemen.
De keynote vrijdagochtend van Pierre Dillenbourg was ook erg grappig. Kijk met uitspraken als “Good MOOCs are (in general) better than bad MOOCs” heb je mijn aandacht 🙂 Hij had het vooral over dat we met technologie zoveel meer kunnen dan dat we jaren geleden hadden kunnen bedenken. Hij liet augmented reality zien mbv Tinkerlamp (zie website Simpliquity). Mooi! En dat we mbv learning analytics het onderwijs kunnen ‘opschalen’. In zijn nieuw boek Ochestration Graphs vertelt hij hier meer over. Het belangrijkste blijft de rol van de docent als begeleider van de leeractiviteiten: “Pedagogy lies deep into digital model”.
Tsja en dan moest ik zelf nog presenteren 🙂
Omdat ik niet helemaal goed na had gedacht bij het indienden van mijn onderzoeksvoorstel in januari werd mijn onderzoek geaccepteerd als paper ipv een poster. Dus mocht ik aan de bak met een presentatie van een onderzoek waar ik eigenlijk pas een maand geleden aan begonnen was met analyseren van data en beschrijven van conclusies en aanbevelingen. Hoewel ik van tevoren toch wel gespannen was, is het me goed afgegaan. Ik had de woorden van Bas Haring goed in mijn oren geknoopt (blijf dicht bij jezelf) en ik kon heel mooi aansluiten bij de resultaten van het onderzoek door het Lectoraat Teching Learning Technology van Inholland die zij voor mij presenteerden. In opdracht van Kennisnet in 2013-2014 hebben zij een onderzoek uitgevoerd bij de Fontys Lerarenopleiding Sittard (rapport). Voor dit project is een model voor innovatiekracht ontwikkeld waarin drie fasen onderscheiden worden: ideegeneratie, ideepromotie en ideerealisatie
Een model dat aansluit bij veel onderzoek over succesfactoren van docentprofessionalisering. Een belangrijke voorwaarde voor innovatie is een gezamenlijk gedragen visie op onderwijs, dat had ‘mijn’ onderzoeksgroep het afgelopen jaar ook gerealiseerd!
De presentatie was op z’n enthousiaste Judith’s manier. Gelukkig geen ingewikkelde vragen over mijn onderzoeksmethoden. Het is gedaan. Nu in wat langszamer tempo de komende 2 maanden in en werken aan afronding MLI. De planning is nog steeds 1 september….
Onderzoeken kan ‘veelbetekenend’ zijn
Bas Haring had het over diverse voorzetsels die je tussen onderzoek en onderwijs kunt zetten
- onderzoek van onderwijs
- onderzoek in onderwijs
- onderzoek door onderwijs
- onderzoek voor onderwijs
- onderzoek met onderwijs
Door elk voorzetels verandert de betekenis en waarde die je aan onderwijsonderzoek geeft/hecht. Het onderzoek dat ik bij de MLI moest doen is vooral gericht op verbetering in de praktijk. Zoals ik al zo vaak gezegd heb en daarom ook mijn worsteling met mijn probleemstelling en onderzoeksvraag, hangt onderwijsinnovatie met zoveel factoren samen. Je vraag moet je uiteindelijk zo inperken omdat het anders niet onderzoekbaar is. Vaak hoorde ik tijdens presentaties: “Ik heb nu dit onderzocht maar om echt verandering in gang te zetten, moet je ook rekening houden met … of nader onderzoek doen naar …” Het generaliseerbaar maken van een praktijkgericht masteronderzoek vind ik echt een brug te ver. Tijdens de keynote van Bas Haring zei iemand “je kunt het wiel niet vaak genoeg uitvinden”, misschien is dat wel zo. Een kritische onderzoekende houding hoort bij elke professional, daar is iedereen het wel over eens. Wellicht is het voor ons masterstudenten voldoende om vanuit een nieuwsgierige vraag te onderzoeken of dat wat in de literatuur beschreven is, ook voor jouw situatie geldt. Dat je op basis van een hypothese of een ja/nee vraag onderzoekt of hetgeen je denkt of dat klopt ook daaadwerkelijk zo is. En onderzoek wordt beter als je het samen doet, hoorde ik veelvuldig. Ik zou er voor pleiten om ook een masteronderzoek samen op te zetten. Samen discussiëren over literatuur, de betekenis voor jouw beroepspraktijk en dit weer terugkoppelen. En deze ervaringen graag delen, open delen, zodat degene die ervan willen leren er van kunnen leren. Volgens mij ben je dan met verleidend onderwijsonderzoek bezig 🙂
Het was spannend om even uit mijn comfortzone te stappen en te boundary crossen in deze nieuwe wereld. Ik heb de brug overgestoken. Benieuwd of ik ook tegemoetkomers tref.
Judith
Peer-reviewed Open Access Journals with Impact Factor
Ha promovendus!
Enige tijd geleden hadden we het even kort over publiceren in Open Access Journals. Als je zo ver bent om te publiceren, vind je eigenlijk wel dat je dat in een OA tijdschrift zou moeten doen (en dat vind ik ook! 🙂 ) Volgens jou wordt het je niet echt gemakkelijk gemaakt om dat te doen. We hebben al eens eerder geblogd over de kosten die dat met zich meebrengt (€3.000,-). Nou las ik onlangs dat bijna 68% van de geregisteerde tijdschriften in Directy of Open Access Journals (DOAJ) geen fees meer vragen. Dat is hoopvol nieuws, toch?
Nou weet ik niet precies aan welke voorwaarden jij bent gebonden bij het publiceren van artikelen. Ik weet dat de impact factor, een ‘dingetje’ is. Het moeten namelijk wel peer-reviewed journals zijn, vermoed ik. En hoe vaker een tijdschrift wordt geciteerd, hoe hoger de Impact Factor. Nou weet ik dat deze gegevens over wetenschappelijke tijdschriften, berekent door Journal Citation Reports, worden opgenomen in Web of Science. Ik weet alleen niet of Zuyd Bibliotheek hier toegang toe biedt.
Nou vond ik hier een lijstje met OA tijdschriften met IF. Nou is dit maar een klein lijstje, maar hier vond ik nog zo’n 1000 tijdschriften.
Zit hier iets bij denk je? Makkelijker kan ik het nu even niet voor je maken 🙂
Judith
20/5 In de column ‘Beoordeel de beoordelaars’ (Informatieprofessional, nr. 4, 2015) bespreekt Frank Huysmans de kosten van publiceren in open access journals en de bijbehorende afwegingen. Hij maakt melding over vergelijkingssites voor publicerende wetenschappers, zoals SciRev.sc. en qoam.eu (alleen voor OA journals). Je kunt hier je ervaringen met tijdschriften en hun reviewers delen (bv hoe lang het duurt voor je een antwoord krijgt). Er komen steeds meer platforms die minder geld vragen voor open publiceren, zoals SAGE Open en PeerJ. Interessant is ook het naschrift op het blog van Huysmans waarin hij refereert naar een artikel waarin de auteurs betogen en onderbouwen dat de transitie van het gehele wetenschappelijke publicatiesysteem van een abonnements- en licentiesmodel naar een volledig gold open access-model kostenneutraal kan gebeuren. Met betrekking tot publicatiekosten is het interessant om te weten:
In het huidige wetenschapssysteem worden wereldwijd jaarlijks zo’n 2 miljoen wetenschappelijke artikelen gepubliceerd, waarvan 1,5 miljoen in Web of Science worden geïndexeerd. Momenteel verschijnt zo’n 13% daarvan in gold open access. Het totale bedrag dat aan APCs en licenties (voor de abonnementstijdschriften, nog altijd het overgrote deel) wordt gespendeerd, ramen de auteurs op 7,6 miljard euro. Per gepubliceerd artikel is dat dus rond de 3800 euro. De kosten per artikel in een OA-journaal blijkt inmiddels al een flink stuk lager zijn dan die 3800 euro, namelijk rond de 1200-1600 euro. Voor de zekerheid houden de auteurs in hun berekeningen een bedrag van 2000 euro aan.