Zoekresultaten voor bildung
Gelezen: Toetsrevolutie. Naar een feedbackcultuur in het hoger onderwijs.
Het zal je vast niet ontgaan zijn dat nu, ruim een jaar na het boek Toetsrevolutie. Naar een feedbackcultuur in het voortgezet onderwijs (Dominique Sluijsmans & René Kneyber) het boek Toetsrevolutie. Naar een feedbackcultuur in het hoger onderwijs (Dominique Sluijsmans & Mien Segers) is verschenen. Ik kreeg het boek omdat ik het graag wilde lezen en om er een blog over te schrijven natuurlijk 🙂
De afgelopen jaren is veel aandacht geweest voor summatief toetsen. Dat heeft op veel onderwijsinstellingen geleid tot het invoeren van toetsbeleid en het professionaliseren van docenten via BKE/SKE-trajecten. In opdracht van de Vereniging Hogescholen zijn er rapporten verschenen als Beoordelen is Mensenwerk (2014) en Protocol Verbeteren en Verantwoorden van Afstuderen in het hbo 2.0 (2017). Echter, naast het summatief toetsen van kennis en vaardigheden komt er steeds meer aandacht voor Bildung. Jan Anthonie Bruijn zegt daar in zijn voorwoord over
Een kwalitatief hoogstaande samenleving heeft mensen nodig die kennen, kunnen en voelen: daar ligt voor ons als onderwijsmakers dus een grote verantwoordelijkheid
Aansluitend schrijven de redacteuren Dominique Sluijsmans en Mien Segers in de inleiding dat deze visie
vraagt om een herkadering van het waarom, wat en hoe van de manier waarop wij studenten toetsen en beoordelen.
In 239 pagina’s informeert het boek ons over de formatieve functie van toetsen en beoordelen. Kernthema van het boek is hoe de huidige testcultuur van toetsen en beoordelen (met informatiearme cijfers) kan worden veranderd in een feedbackcultuur. Een collectief gedeelde visie op kwaliteit van leren en de rol van beoordelen is hierbij essentieel. In de BKE/SKE professionaliseringstrajecten gaan docenten al op zoek naar nieuwe inzichten en visies op toetsen en beoordelen, en wat dat betekent voor de eigen opleiding/curriculum. Inmiddels is er een enorme toenamen van formatieve toetsen. In de praktijk blijken deze meer een summatieve functie te hebben, omdat er weinig ontwikkelingsgerichte informatie aan wordt toegevoegd. Feedback dient geen ‘afrekenmoment’ te zijn, zo wordt ook in het boek bepleit.
Onderzoek heeft aangetoond dat feedback een krachtig middel is om te leren. Om tot een duurzame feedbackcultuur te komen moet men de bereidheid hebben ‘elkaar verder willen helpen’. Dit stimuleren is essentieel, dat hebben we ook ervaren tijdens het Zuyd innovatieproject FeedbackFruits.
In een zeer prettige schrijfstijl worden vele docenten uit diverse kennisdomeinen van het hoger onderwijs geportretteerd. Centraal in deze 13 interviews staat de vraag wat feedback van docenten vraagt en op welke manier docenten met elkaar een feedbackcultuur kunnen realiseren. Ook (oud-)collega van Zuyd, Ilse Meelberghs, heeft een bijdrage geleverd.
Naast voorwoord, inleiding en de interviews bevat het boek 11 verdiepende hoofdstukken met bijdrage van o.a. Filip Dochy, Esther van Popta, Cees van der Vleuten, Tamara van Schilt-Mol. Het boek eindigt met vijf kernboodschappen die volgens de twee redacteuren nodig zijn voor een toetsrevolutie in het hoger onderwijs. Zij ondersteunen hun boodschappen door te verwijzen naar (eigen) wetenschappelijk onderzoek en naar de interviews en de verdiepende hoofdstukken in het boek.
In een feedbackcultuur …
1. is er sprake van een samenhangend en studeerbaar ontworpen curriculum
2. krijgen studenten door voortdurende formatieve evaluatie alle kansen om de studie succesvol te doorlopen
3. leren studenten verantwoordelijkheid te nemen tegenover zichzelf en elkaar
4. nemen docenten verantwoordelijkheid tegenover zichzelf en elkaar
5. is er sprake van een collectief kwaliteitsbewustzijn
Dominique en Mien benoemen ook dat de toenemende rol van technologie in het onderwijs en de snelle ontwikkeling van learning analytics dat binnenkort wellicht het denken over assessment opnieuw ter discussie zal stellen. Daar weet jij dan weer meer van 🙂
Tijdens het lezen van dit boek viel het me op dat of je nu over het realiseren van een feedbackcultuur hebt of het kunnen omgaan met technologische ontwikkelingen of over het belang van (sociaal) informeel leren van professionals, we blijven het hebben over pioniers die geduld moeten hebben. Geduld? Terwijl overal wordt gesproken dat opleidingen hun studenten beter willen (moeten!) voorbereiden op de arbeidsmarkt door niet alleen kennis en vaardigheden te toetsen maar ook complexe vaardigheden beoordelen als samenwerken, communiceren, leiderschap en professionaliteit. En dat van die studenten (en docenten!), die voorbereid moeten zijn op levenslang leren, een sterke zelfsturing wordt verwacht. Ik heb al eens vaker geblogd over de knowmad, een professional die slim gebruik maakt van sociale technologie om te leren, te reflecteren en bij te blijven op zijn/haar vakgebied bij te blijven. Vol ongeduld wacht ik. En ondertussen pionier ik vrolijk verder 🙂
In het boek wordt door docenten en onderzoekers gesproken over het belang van (peer)feedback. Ik had het waardevol gevonden als er een aantal kritische bijdrage van studenten was toegevoegd. De (ex-)studenten in mijn directe omgeving zien het belang van (peer)feedback niet zoals de auteurs en geïnterviewden van dit boek dat wel (terecht!) bepleiten. In de praktijk blijkt het toch erg lastig te zijn om docenten en studenten, die een traditionele summatieve toetscultuur gewend zijn, uit deze mindset te halen.
Veranderen kost tijd en veel geduld. Maar er zijn ook al zeer veel goede voorbeelden, zoals in dit boek te lezen. Een inspirerend boek met vele handvatten voor het complexe proces van onderwijs ontwerpen waar feedback een integraal onderdeel van vormt. Van harte aanbevolen.
Paasgroeten,
Judith
Sluijsmans, D., & Segers, M. (Red.). (2018). Toetsrevolutie: Naar een feedbackcultuur in het hoger onderwijs. Culemborg: Phronese.
Het boek is te koop (€24,99) via uitgeverij Phronese. Vanaf mei zal dit boek net als het andere Toetsrevolutieboek als pdf beschikbaar zijn via de website toetsrevolutie.nl
Wat is de houdbaarheid van het onderwijsstelsel?
Hallo Marcel,
Tijdens de studiedag over flexibilisering in het hbo kwam het heel even ter sprake: de houdbaarheid van het hoger onderwijsbestel. Dit was de kern van het artikel in de NRC dat ik enige tijd geleden las, en een dag later nog uitgebreider op ScienceGuide verscheen. Als gevolg van de digitalisering (denk aan content dat open en online beschikbaar is), virtual en augmented reality, de blockchain technologie, de big data intelligence verandert de wereld om ons heen. Wat heeft dit voor invloed op het hoger onderwijs? Nu, in de nabije en verre toekomst?
Nu kunnen studenten al online onderwijs (MOOC’s, SPOC’s) volgen bij andere onderwijsinstellingen. Het opbouwen van een individueel curriculum, persoonlijke leerpaden gaat niet zonder slag of stoot. Dat heb jij twee jaar geleden al verwoord in je blog ‘Hoe een student een MOOC vangt‘. En volgens mij (correct me if I’m wrong) is de situatie bij Zuyd nog niet veranderd. Dat ligt *imho* oa aan het feit dat binnen onze onderwijsinstelling nog niet zo veel aandacht is voor open education(al resources). Dus ja, studenten kunnen hun persoonlijk curriculum bij elkaar ‘spoccelen’. Echter dit is vanwege allerlei procedurele hobbels alleen voor de volhouders weggelegd. Het flexibele deeltijdonderwijs met het leerwegonafhankelijk toetsen bij Zuyd Professional zou dit wellicht beter moeten kunnen faciliteren.
Toch ziet Jan Anthonie Bruijn, hoogleraar aan Universiteit Leiden en lid van de Eerste Kamer voor de VVD, deze ontwikkelingen met rasse schrede naderen en en vroeg de regering hoe dit zich zal verhouden tot de mogelijkheid en wenselijkheid om toezicht te houden op de kwaliteit en doelmatigheid van het hoger onderwijs. Zijn wij hier op voorbereid? En past dit ‘spoccelen‘ van een student binnen de wet? Wat betekent dit voor de begrippen onderwijsinstelling, opleiding, diploma die nu nog door de wet worden beschermd? En voor kwaliteitstoezicht? Voor de bekostiging? Hoe erken je het niveau van een online cursus in binnen of buitenland?
Citaat uit het artikel Digitaliseren, het nieuwe internationaliseren op ScienceGuide:
Als digitaliseren het nieuwe internationaliseren is, is de docent de nieuwe instelling. De SPOC wordt de nieuwe MOOC en virtual augmented reality de nieuwe international classroom. Als de zelfgekozen weg langs docenten het nieuwe curriculum is en als het individueel opgebouwde portfolio het nieuwe certificaat is, wat betekent dat dan voor de zekerheden die we als vanzelfsprekend achten?
Ook volgens Bert van der Zwaan, rector van Universiteit Utrecht, zijn de eerste tekenen van de verandering zichtbaar. Hij stelt in zijn recente publicatie ‘Haalt de Universiteit 2040?’ de vragen over de rol en taak van de universiteit in een samenleving waar kennis ‘omnipresent’ is. Wat betekent dit voor de vorm en organisatie van het wetenschappelijk onderwijs (minder onderwijsgebouwen, het opzetten van een Nederlands-Belgisch kennishub)? Ook hij heeft, zoals ook in de trendrapporten over open onderwijs van SURF, over ‘unbundling’ van onderwijs, de nieuwe onderwijsvormen die ontstaan door open onderwijs. Hij voorziet nog wel campusonderwijs voor de eerste jaren van een studie vanwege het vormende effect van studeren in een community. Maar wat betekent het steeds meer online leren en samenwerken voor de sociale cohesie?
Een debat over het onderwijsstelsel en de bekostiging is nodig, zeggen beide heren. De voorzitter van de Studentenvakbond heeft inmiddels gereageerd en noemt het geschetste toekomstbeeld “een cynisch strategie om de geest rijp te maken voor gigantische onderwijsbezuinigingen”. Het ‘spoccelen’ van losse cursussen wordt door hem niet gezien als het samenstellen van een eigen leerroute maar het in de steek laten van een student. De waarde van ontmoeten en samenwerken wordt opgeofferd, zegt de voorzitter. Daar lijkt toch wel aandacht voor te zijn volgens een ander citaat uit het artikel Digitaliseren, het nieuwe internationaliseren op ScienceGuide:
Daarom zullen wij moeten kijken hoe wij zorgen dat we onze studenten ook in de digitale leeromgeving de zo noodzakelijke sociale inbedding, het persoonlijke contact en de extra-curriculaire community en microkosmos blijven bieden die nu bijvoorbeeld campus of studentenvereniging heet. Die zijn immers essentieel in hun Bildung en sociaal-culturele vorming. Daar hebben we de studenten zelf hard bij nodig.
Sluit de experimenten in het hoger onderwijs met flexiblisering, flexstuderen, leerwegonafhankelijk toetsen wel aan op behoefte van studenten, vraag ik me dan hardop af. Vast niet bij elke student. Mijn ervaring is dat de gemiddelde student een behoudend beeld heeft van onderwijs. Ook Tycho Wassenaar beschrijft dat in zijn column in de laatste ‘Personalised Times’ (zie editie 0 en de gebundeld de edities 1 t/m 5), een uitgave van SURF. SURF is onlangs met een groep bestuurders uit het hoger onderwijs op studiereis geweest naar Boston. Het thema van de reis ‘gepersonaliseerd leren’. Het gezelschap ziet de urgentie om gezamenlijk een visie te ontwikkelen op onderwijs en technologie. Samen met VSNU en Vereniging Hogescholen wordt nu een voorstel gedaan voor het organiseren van de bestuurlijke dialoog en sturing.
De bestuurders zien het deeltijdonderwijs als een broedplaats voor stapelbare microcrendentials, het effectief inzetten van technologie en het daadwerkelijk invulling geven aan onderwijskundige en cognitieve inzichten in wat effectieve leermethoden zijn.
Dan zitten we bij het lectoraat Technologie-Ondersteund Leren bij Zuyd dicht aan het front, onze focus is immers het deeltijdprogramma Zuyd Professional 🙂 En uiteraard zal jij met je promotieonderzoek ook een steentje bijdrage aan gepersonaliseerd leren!
De dialoog moet niet alleen op bestuursniveau worden gevoerd, maar ook met en tussen docenten. Hoe de toekomst eruit komt te zien kunnen we niet voorspellen. De snelheid van technologische ontwikkelingen is een feit. We kunnen de toekomst verbeelden, zoals Jane McGonigal adviseert, waardoor we meer (be)grip krijgen op het gezamenlijk vormgeven van het hoger onderwijs.
Judith
Toekomst van leren #AOGLeren #LearningAnalytics
Hi Marcel,
Zoals je weet heb ik me weer ingeschreven voor een MOOC op het Curatr-platform: Toekomstgericht leren door data. Omdat ik weet dat jij geen tijd hebt om deze MOOC te volgen, geef ik je via ons blog een samenvatting per week. Vandaag ben ik begonnen aan de 1e van 4 weken met het thema ‘toekomst van leren’. Na een voorstelrondje en via een Zeemaps (waarmee je overzicht krijgt waar de MOOCleden zitten) en dus weer wat datasporen achtergelaten, gestart met de inhoudelijke opdrachten.
Als eerste kreeg ik het filmpje van Prince Ea met zijn aanklacht tegen het schoolsysteem voorgeschoteld. Hierover is al heel veel over te doen geweest. Pedro De Bruyckere heeft geblogd over de vele onwaarheden die hierin beweerd worden over effectief onderwijs. Ik heb in mijn reactie ook geschreven dat ik een beetje moe word van dit kort-door-de-bocht ideeën over onderwijs. Ja, onze omgeving verandert rap door technologie, onderwijs probeert het bij te benen, maar veranderingen gaan daar niet zo snel. Ik vind dat als je onderwijs ontwerpt technologie als vanzelfsprekend mee moet nemen in dat proces, maar niet alles (en voor iedereen!) verbetert door inzet van technologie. De goede keus maken voor/met een lerende binnen de gegeven omstandigheden is volgens mij goed onderwijs.
In een volgende opdracht werd ons gevraagd op basis van een oude bijdrage van Wim Veen (2005) over het onderwijs in 2020 aan te geven in welke fase onze organisatie zit. Volgens mij komt in onze organisatie (afhankelijk van vaardigheden docent en student) de verschillende genoemde fasen voor: computer-based training, online learning, learning on demand en ook learning mall. De term ‘blended learning’ kende ze toen nog niet 😉 In de opdracht over ‘rethinking learning’ bekeek ik dit filmpje, het is één van de vele in zijn soort, wel een aardige. Op de vraag over wat dit voor onze leeromgeving betekent, heb ik verwezen naar mijn toekomstscenario dat ik ihkv de MLI heb geschetst, waarover ik hier ook al eens geblogd heb. Korte samengevat: Volgens mij is het onderwijs van de toekomst nog plaatsafhankelijk maar met de lerende aan het stuur. Mensen zijn en blijven sociale wezens die van elkaar leren. Ook al gaat technologie een steeds grotere rol in ons leven spelen, en lijkt het zo dat we elkaar hiervoor niet meer fysiek hoeven te ontmoeten, vermoed ik dat scholen nog wel blijven bestaan. De huidige aandacht voor ‘Bildung’ in het onderwijs laat volgens mij zien dat persoonlijke ontwikkeling in het onderwijs steeds belangrijker wordt. ‘Bildung’ gaat over zelfontplooiing dat je in staat bent tot moreel oordelen en kritisch denken (één van de 21st century skills). Mijn 5 waarden voor mijn toekomstscenario waren en zijn: Verbinding – Open – Vertrouwen – Inspiratie – Vakmanschap.
In deze week heb ik weinig nieuws gehoord en geleerd. Is natuurlijk niet zo vreemd als ‘toekomst van leren’, een thema is waar je veel mee bezig bent. Je kunt dus concluderen dat ik op de hoogte ben 🙂 De meeste bronnen (of vergelijkbare) kende ik. Veel opmerkingen bij de opdrachten herkende ik van de discussies uit eerdere Curatr MOOCs (social learning/knowmad). Of ik anders over leren ben gaan denken werd tot slot gevraagd. Nee, dat niet, ik ben wel benieuwd naar week 2 als de vertaalslag naar Learning Analytics gemaakt wordt, en of het dan gaat over de impact op het ontwerp- en leerproces.
Tussen Twitter # van deze MOOC vond ik onderstaande link die ik, en ik denk jij ook, interessant vond om te bekijken.
Zonnige groeten,
Judith
Ontwikkeltijd #onderwijsontwerpen
Je herkent het wel Marcel, denk ik. De hectiek. Het vliegen en rennen. Niemand lijkt tijd te hebben. En we willen zoveel: nieuwe curricula ontwerpen, blended leren, leren en werken met ict-tools, etc etc. Het (her)ontwerpen van curricula vergt een zekere bekwaamheid. Dat betekent ook dat we zelf moeten leren en ontwikkelen. Maar waar creëren we de ruimte in onze volgeplande agenda’s?
Tijd, inspanning, aanmoediging, rust is nodig. Hoe geef je als onderwijsinstelling, als Zuyd invulling aan ontwikkeltijd? Waar moet je aan denken als je een lerende organisatie wilt zijn? In een artikel Ontwikkeltijd. Hoe richt je dit in? op de website Leerling 2020 geven drie ervaringsdeskundigen adviezen.
- Rooster bijeenkomsten in
“Heel belangrijk, in het onderwijs is je tijd versnipperd, het vervliegt. Zeker als het gaat om ontwikkelen. Daar heb je duidelijk vastgestelde momenten voor nodig.” - Geef tijd om te oriënteren
“Het kost tijd om je in het begin te oriënteren, scholen te bezoeken en met elkaar te discussiëren en een mening te vormen. De projectgroep heeft een jaar lang, een dagdeel per week nodig gehad om uitgangspunten te formuleren, uit te werken wat hiervoor nodig is en om een leerjaar van het nieuwe vwo uit te werken.” - Structuur gedachten
“Ik denk dat het schrijven van zo’n plan wel mensen afschrikt, maar waarschijnlijk voornamelijk de mensen die wel graag ontwikkeltijd willen maar niet goed weten waarvoor ze het nodig hebben. De docenten die wel een idee hadden over waar ze mee aan de slag wilden, werden door het schrijven van dit plan gedwongen om hun gedachten te structureren en na te gaan wat ze wilden gaan doen en vooral wat ze daarvoor nodig hadden.”
De VO-raad heeft in 2016 geadviseerd fulltime docenten 100 uur extra ontwikkeltijd te geven.
Herkenbare adviezen. Alhoewel plannen schrijven voor mij ook een blog schrijven mag zijn 😉 Het gaat er om dat je nadenkt over wat onderwijs ontwerpen vraagt en met zich meebrengt. Door dat op te schrijven structuur en openbaar je je gedachten.
Het onderzoeken, oriënteren op onderwijskundig ontwerpen heeft inderdaad tijd nodig. Bedenktijd. Praattijd. Bezinktijd. Vaak nemen we deze tijd niet. En dan krijgen we de gevolgen als een boemerang terug. Het pleit voor tijd en rust, iets dat we binnen ZOEC willen creëren. Geclusterde, geoormerkte tijd voor het ontwerpen van (blended) onderwijs en niet ontwerpen in een hier en daar gesprokkeld uurtje. Dat werkt niet. Ik heb het vaak genoeg ervaren.
De opleiding Financieel Management biedt haar docenten ontwikkeltijd voor het herontwerpen van hun curriculum. Op het blog van Ilse Meelberghs kan je hun expeditie Binnenste Buiten volgen. Een mooi voorbeeld, zeker ook omdat zij ook een vast moment in de week hebben om gezamenlijk aan dit proces te werken.
Op de Bildungskalender 31 januari 2017 las ik onderstaande tekst van een Belgische onderwijsdirecteur Ronny Vanderspikken. Toepasselijk. Dit gun ik ons.
Judith
CC0 Stephen Ellis
Een rivier legt zeker drie keer de afstand af tussen bron en zee.
De rivier gaat niet rechtdoor, maar meandert, neemt bochten,
gaat af en toe langs een hindernis … Geruststellend!Boeiende kronkels, moeilijke kronkels, soms te veel kronkels<
soms heel mooie kronkels, …
maar altijd met de geruststelling dat we samen wel een weg
zullen vinden.Gun jezelf veel ruimte en vertrouwen
om zelf te ‘meanderen’ en
om anderen te laten ‘meanderen’.
Rust, filosofie voor onderwijsontwerpen
Werk vanuit een ontwerpfilosofie: een filosofie van rust creëren, zodat je je druk kunt maken om de inhoud.
Harald Dunnink
Hi Marcel,
Bovenstaande citaat stond zondag in de Bildungskalender. Dit is een scheurkalender met elke dag een uitspraak over onderwijs, toegelicht door een expert. De toelichting op dit citaat werd gegeven door Luc Sluijsmans (ja, broer van 🙂 ). Harald Dunnink schreef een jaar geleden in De Correspondent het artikel Rust, een ontwerpfilosofie voor de digitale tijd.
Als we binnen ZOEC over curriculum ontwerpen spreken, gaat het vaak over rust en tijd nemen voor het ontwerpproces. We zien dat ontwerpteams dit niet hebben. Deze willen we ze binnen ZOEC bieden. Onderstaande inspirerende ontwerptips van Harald Dunnik bieden een hiervoor een mooi startpunt.
De basis: een rijk aanbod dat rust uitstraalt
- Rond maken: Maak een eenheid van je ontwerp. Zorg voor samenhang.
- Helderheid creëren: maak het niet moeilijker dan het is, de kracht zit in de eenvoud.
- Context geven: inzicht begint met begrip, informeer je. Elk ontwerp begint met goed onderzoek.
De aanpak: rust om te wegen
- Bewust investeren: vooruitkomen is samen stilstaan bij keuzes. Focus en selectie sturen niet alleen het ontwerpproces, maar ook mét wie je werkt en vóór wie.
- Inzet beschermen: blijf in gesprek over de uitvoering. Bescherm de kwaliteiten van je team door vooraf goede afspraken over vorm, techniek en ideeën te maken.
- Gebruikers koesteren: blijf je bewust van de groep voor wie je ontwerpt en waarom. Blijf nieuwsgierig.
De groei: berusten in rusteloosheid
- Oneindig bouwen: er is altijd ruimte voor verbetering. Een ontwerp is nooit af.
- Interactie omarmen: leg verbinding met de buitenwereld.
- Ongeremd creëren: blijf groots denken en klein werken.
Judith